Middeleeuws dijkje opgeruimd

In Schipluiden is aan het begin van de Zouteveenseweg tot vorige week een middeleeuws dijkje zichtbaar geweest. Dit dijkje is aangelegd in opdracht van Philips de Blote, die in 1412 eigenaar werd van kasteel Keenenburg. Hij liet een geheel nieuw kasteel bouwen. Het grondgebied rond het kasteel koppelde hij los van de Kerkpolder, zodat het een eigen waterstaatkundige eenheid werd.

De Blote kon hier zelf voor zorgen, omdat hij dijkgraaf en baljuw van Delfland was. Vanuit dezelfde functie plaatste hij de eerste windwatermolen van Zuid-Holland in de Kerkpolder, iets ten noorden van zijn kasteel. Voor de afwatering van zijn eigen poldertje rond het kasteel sloot hij een overeenkomst met de bewoners van Zouteveen. Zij mochten vrij de vaarsloot langs het kasteelterrein, tussen de Zuidkade en de Singel, gebruiken. Later plaatste de heer van Keenenburg op de Singel een windas, waarmee de schuitjes van de Zouteveners over de kade naar en van de Gaag konden worden overgehaald. In ruil hiervoor mochten de bewoners van de Keenenburg hun overtollige water via de vaarsloot afwateren op de Zouteveense Polder. Om te voorkomen dat de Kerkpolder wateroverlast hierdoor zou krijgen werd het kasteelterrein door middel van een dijkje langs de vaarsloot, tevens voetpad, verbonden met de Zuidkade.

Afgegraven dijkje langs Zouteveenseweg, Schipluiden
Afgegraven dijkje langs Zouteveenseweg, Schipluiden

Dit dijkje staat op oude polder- en kadasterkaarten. In fasen is deze waterkering in de twintigste eeuw verdwenen door de bouw van woningen langs de Zouteveenseweg naar het dorp (tot en met Hoeve Johanna). Er was toen nog geen kennis over de herkomst en betekenis van dit historisch en landschappelijk element. Op één plaats was deze oude dijk tot vorige week nog goed te beleven, namelijk tussen de woningen van Zouteveenseweg 1 en 3. In 2008 heeft een betrokken wethouder bij een bestemmingsplanwijziging de wettelijke middelen verkregen om ook dit laatste stukje dijk te bebouwen. Inmiddels is er aan een familielid vergunning gegeven voor woningbouw op deze historische plaats. Enige maanden geleden heeft de Historische Vereniging Oud-Schipluiden een harde afspraak met de nieuwe eigenaar gemaakt, namelijk dat het dijkje bij de bouw in de grond bewaard zou blijven. Wat schetst onze verbazing, toen afgelopen week het dijkje ten behoeve van de komende nieuwbouw toch grotendeels is afgegraven. Enige dagen ervoor heeft er een globaal archeologisch onderzoek plaatsgevonden, uitgaande van de toezegging dat het dijkje ter plekke gehandhaafd zou worden. Als tevoren bekend was geweest, dat het de bedoeling was om het dijkje geheel of gedeeltelijk af te graven, dan was nader archeologisch onderzoek noodzakelijk en mogelijk geweest. Die kans is nu voor goed verkeken.

Door de recente afgraving kan het laatste spoor van een historische waterkering niet meer in het veld worden aangewezen. Deze verarming van het landschappelijk erfgoed staat niet op zichzelf. De laatste tijd worden in het buitengebied steeds meer kreekruggen door grondaanvullingen aan het zicht onttrokken; historische sloten verdwijnen als gevolg van schaalvergroting in de landbouw. Midden-Delfland loopt het gevaar belangrijke identiteitsdragers te verliezen. Dit gebeurt in het groot, maar ook in het klein, zoals het dijkje langs de Zouteveenseweg aantoont, en dat betekent letterlijk een verschraling van het landschap. Binnenkort wordt de Gebiedsvisie 2025 in een gemeentelijke conferentie opnieuw besproken. Hopelijk leidt dit overleg tot concrete afspraken om de verhalen over het ontstaan en het gebruik van het gebied ook voor toekomstige generaties levend en zichtbaar te houden. Ontwikkeling is goed, maar dan wel met handhaving van waardevolle sporen uit het verleden.

Jacques Moerman, namens de Historische Vereniging Oud-Schipluiden en de Stichting Midden-Delfland is Mensenwerk

De schilders van de Haagse School en hun invloed op kunstenaars in Midden-Delfland

Op uitnodiging van de Historische Vereniging Oud-Schipluiden vinden er op dinsdag 6 oktober 2015 twee lezingen plaats. De bijeenkomst wordt gehouden in Het Notenschip, Schoolplein 4 te Schipluiden, aanvang 20.00 uur.

Molens aan de Harnaschwatering, ets van Derkzen van Angeren, 1905
Molens aan de Harnaschwatering, ets van Derkzen van Angeren, 1905

Voor de pauze spreekt Frits van Ooststroom (een kenner van het landschap). Hij heeft uitvoerig studie gemaakt van het werk van de kunstenaars van de Haagse School. De meeste schilders van deze kunststroming woonden tussen ca. 1860 en 1900 in Den Haag. In hun werk stond de weergave van het licht en de atmosfeer centraal. Zij streefden naar een natuurlijke weergave van hun onderwerpen, waarbij ze zich lieten leiden door hun gemoedstoestand. Vaak zijn de Hollandse polders, met koeien, molens en prachtige luchten het onderwerp. In de lezing geeft de spreker met veel voorbeelden een afwisselend overzicht van zowel de eerste generatie Haagse School schilders (geboren tussen 1817 en 1845), als van de belangrijkste vertegenwoordigers van de tweede generatie (geboren tussen 1846 en 1864). De ‘nabloei’ van de Haagse School zou echter nog tot ver in de twintigste eeuw doorwerken.

Jacques Moerman (historicus) belicht na de pauze de doorwerking van de invloed van de Haagse School op schilders als Jan van der Stap en Jan Heesterman, en de etser Antoon Derkzen van Angeren. Vanuit Delft ondernamen deze kunstenaars tochten in de omgeving, waar zij dorpsgezichten, boerderijen, landschappen en molens vastlegden. Zij bezochten veelvuldig Den Hoorn, Schipluiden en ‘t Woudt. Hun werk is vanwege de vaak nauwkeurige weergave ook topografisch van belang. Zij laten situaties zien die nu vaak sterk veranderd zijn. Huidige kunstenaars, zoals Cees Tetteroo en Rina Groot, laten zich nog steeds door de landschappen in de omgeving inspireren. Voorbeelden van hun werk en ouder werk van vooroorlogse kunstenaars zijn te zien in de tentoonstelling ‘Geïnspireerd door de Haagse School’ in Museum Het Tramstation, Otto van Zevenderstraat 2. De lezingavond wordt afgesloten met een bezoekje aan dit museum.

Graag tot ziens op dinsdag 6 oktober.

Delftse kunstenaars zoeken inspiratie in Den Hoorn

In Museum Het Tramstation te Schipluiden is van 3 juli t/m 14 november 2015 de tentoonstelling ‘Geïnspireerd door de Haagse School’ te zien. De expositie sluit aan bij de tentoonstelling ‘Holland op z’n mooist, schilders van de Haagse School’, die tot 30 augustus in het Gemeentemuseum te Den Haag te zien is. Museum Het Tramstation toont werken uit de eigen collectie.

Zoals een tochtje Loosduinen voor de schilders van de Haagse School en hun opvolgers tot de Tweede Wereldoorlog een welkom uitstapje was om landschappelijke situaties vast te leggen, zo was Den Hoorn dat voor een aantal Delftse kunstenaars, zoals Antoon Derkzen van Angeren (1878-1961), Jan Heesterman (1890-1947) en Jan van der Stap (1870-1940). Het tuindersdorp bezat veel aantrekkelijke plekjes, waaronder boerenerven, tuinderijen, waterwegen, molens, bruggetjes en kaden. Voor de etser Antoon Derkzen van Angeren, die vanaf 1902 enkele jaren in Den Hoorn heeft gewoond, was het dorp een belangrijke inspiratiebron in de eerste jaren van zijn kunstenaarschap. Sommige locaties heeft hij met gebruikmaking van verschillende grafische technieken herhaaldelijk vereeuwigd. Eén zo’n plaats is het Look (de Lookwatering), met het gezicht op enkele tuinderijen en boerderijen. Bij hoge uitzondering heeft hij in 1905 zelfs een aquarel (95 x 62 cm) van dit landelijke beeld gemaakt.

Lookwatering Den Hoorn, aquarel, Derkzen van Angeren.
Lookwatering Den Hoorn, aquarel, Derkzen van Angeren.

Later verhuisde Derkzen van Angeren naar Rotterdam, waar hij faam verwierf als etser van havengezichten en weidse rivierenlandschapen. Daarnaast gaf hij een kwart eeuw lang les aan de ‘etsklas’ van de Rotterdamse Academie van Beeldende Kunsten. Museum Het Tramstation te Schipluiden bezit een aantal vroege etsen van deze kunstenaar.

De kunstenaar Jan Heesterman liep herhaaldelijk naar Den Hoorn, Schipluiden en soms ook naar De Lier en Oude Leede om in zijn schetsboekjes landschappelijke situaties vast te leggen, die hij later in een tekening, olieverf of aquarel overzette. Talloze dorps- en boerderijaanzichten heeft hij in de stijl van de Haagse School in miniatuur schilderijtjes uitgewerkt. Ook hij had een voorliefde voor vaak dezelfde situaties, zoals de Lookwatering, de Dijkshoornseweg en de Harnaschwatering nabij de Woudseweg. Net zoals Derkzen van Angeren voegde hij er geen eigen fantasie aan toe, waardoor de topografische waarde van zijn werk groot is. Jan Heesterman heeft tijdens zijn leven betrekkelijk weinig werk verkocht, zodat veel kunstwerken na zijn dood via de Delftse Kunsthandel Bestman in de Collectie Erfgoed Delft Museum Het Prinsenhof en een aantal particuliere verzamelingen terecht zijn gekomen.

De kunstenaar Jan van der Stap liet zich eveneens door het platteland in de omtrek van Delft inspireren. Hij tekende en schilderde boerderijen, waterwegen en woningen (de laatste categorie regelmatig in opdracht). Hij werkte impressionistisch, zoals de schilders van de Haagse School. Als het hem uitkwam, ging hij creatief om met de realiteit. Zo maakte hij van verharde wegen in Den Hoorn en Schipluiden landwegen met wagensporen en schilderde hij bomen vaak heel dominant.

Gezicht op Schipluiden, 1923, olieverf, Jan van der Stap
Gezicht op Schipluiden, 1923, olieverf, Jan van der Stap

Zijn schilderijen, aquarellen en tekeningen werden overigens wel goed verkocht.
De drie besproken kunstenaars hebben gemeen dat ze in hun landschappen weinig personen of dieren hebben afgebeeld.

Jacques Moerman, Historische Vereniging Oud-Schipluiden

De oudste orgels van Maasland

In het nieuwe Historisch Jaarboek Schipluiden staat een artikel over de oudste orgels van Maasland. Jacques Moerman heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de maker, de komst en het gebruik van het Garrelsorgel in Maasland. Hier volgt een samenvatting; het gehele artikel is te lezen in het Historisch Jaarboek Schipluiden 2014 (zie onderaan).

Rudolph Garrels (1675-1750) was afkomstig uit Norden in Oost-Friesland (Duitsland). Hij leerde het vak van de Duitse orgelbouwer Art Schnitger. In Nederland bouwde Garrels orgels voor de Oud-katholieke Kerk in Den Haag en de kerken van Purmerend, Klundert, Maasland en Maassluis. De orgels van Garrels worden beschouwd als een synthese tussen de Schnitgertraditie en de Oudhollandse orgeltraditie. Het mooie Garrelsorgel in Maasland is helaas verloren gegaan tijdens de grote kerkbrand op 18 juni 1945. Een gedeeltelijk verbrand achttiende-eeuws muziekboek herinnert nog aan deze catastrofe. Als men een idee wil krijgen hoe het orgel in Maasland heeft geklonken, dan moet er een bezoek gebracht worden aan de Oud-katholieke Kerk in Den Haag (Juffrouw Idastraat 7). De dispositie (het geheel van registers) van het hoofdwerk van dit orgel is vrijwel gelijk aan die van het orgel in Maasland.

orgelartikel

Continue reading “De oudste orgels van Maasland”