Vockestaert

De waterstaatkundige eenheid Vockestaert omvat sinds 1976 het oorspronkelijke gebied van de Holierhoekse- en Zouteveense Polder, de Kerkpolder en de Lage Abtwoudsche Polder. Het is sinds 1999 ook de naam van de vereniging voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer in Midden-Delfland en omstreken. De inventaris van het Nieuw Archief van de Polder Vockestaert vermeldt dat de naam Vockestaert ontleend is aan een buurtschap gelegen bij de Mandjeskade aan het einde van de Abtwoudseweg in de Lage Abtwoudsche Polder. 

Fragment van kaart van Kruikius (1712) met in het zuiden het buurtschap Vockestaert
Fragment van kaart van Kruikius (1712) met in het zuiden het buurtschap Vockestaert

De voorkeur voor de naam Vockestaert voor de nieuwe polder had te maken met de centrale ligging van het buurtschap binnen het gebied, alsook met het historisch karakter van de naam. De naam Vockestaert kan volgens de polderinventaris verwijzen naar het Middelnederlandse woord ’focke’. Dit zou klein zeil of voorzeil betekenen. De toevoeging “staert” zou kunnen duiden op een klein onderdeel van de “focke”. Dat de naam Vockestaert aan een term uit de scheepvaart is ontleend, lijkt volgens de auteur van de inventaris niet ver gezocht. In het buurtschap was namelijk een windas gelegen, die het scheepvaartverkeer via de Lage Abtwoudsche Polder van en naar Delft mogelijk maakte. De windas bestond volgens de voormalige secretaris-penningmeester van de Holierhoekse- en Zouteveense Polder, A. Knottenbelt, al aan het eind van de zestiende-, begin zeventiende eeuw. In een document dat hij rond 1600 dateert, verkreeg de Holierhoekse- en Zouteveense Polder van de Lage Abtwoudsche Polder het recht om gebruik te maken van de windas. Het zou hier gaan om de opschriftstelling van een bestaand recht.

De verwijzing naar een zeil klopt echter niet. De schuitjes die voor het vervoer in de polder werden gebruikt, werden gewoonlijk met een vaarboom of -stok voortbewogen. Er werd beslist niet gezeild in de polder. Bovendien was de naam Vockestaert al ver voor de komst van de windas bekend, dus moet er een andere verklaring zijn.

Kaartje van J.F Niermeyer met de ambachten rond Delft, ca. 1400
Kaartje van J.F Niermeyer met de ambachten rond Delft, ca. 1400

Volgens Van Dale betekent ‘staart’ ondereind, het achterste gedeelte van iets. Het buurtschap Vockestaert is het zuidelijkste stuk van het ambacht Hof van Delft (zie het kaartje van J.F. Niermeyer). Het achterste stuk van Hof van Delft, de staart, lag nabij de Harreweg richting Kethel. De naam Vocke (verwant met Folkert) is een Friese eigennaam. Vocke komt van het Ingveoonse (Germaanse) woord ‘volk’. Je zou kunnen zeggen: Het volk in de staart van Hof van Delft. Maar mogelijk moeten we eerder aan een persoon Vocke denken. Er zijn meer Friese naamtoponiemen in deze regio, zoals Popta, verbonden met wold of woud (later verbasterd tot Papsou) en de Floertgens cade, waarmee in de Middeleeuwen de Mandjeskade werd aangeduid. De streek kent ook verschillende Friese namen voor waterwegen, zoals de Zweth en de Keen. In de twaalfde eeuw waren Friese werklieden betrokken bij de ontginning van dit gebied. Uit de Tiende Penning van 1561, een belasting op de inkomsten uit onroerende goederen, blijkt dat in die tijd tenminste twee bewoners van Vockestaert een Friese naam droegen, namelijk Cornelis Voppez. en Vries IJsbrantsz.

Auteur:  Jacques Moerman