De kinderen

De kinderen van Otto van Egmond

Jacques Moerman

In het historisch toneelstuk dat op 16, 17, 18 en 19 juni 2011 aan de voet van de ruïne van de Keenenburg in Schipluiden wordt opgevoerd, spelen ook enkele kinderen van ridder Otto van Egmond en Agnes Croesink een belangrijke rol. Van dit adellijke echtpaar zijn acht kinderen bekend, namelijk drie dochters en vijf zonen.

Adriana van Egmond en Willem Blois van Treslong

De oudste dochter was Adriana van Egmond. Zij werd omstreeks 1543 geboren en deed op jonge leeftijd haar intrede in de abdij van Rijnsburg. Het was de belangrijkste vrouwenabdij van Holland met zeer veel grondbezit. De nonnen van Rijnsburg hoefden geen gewone kloostergeloften af te leggen. De toelating tot deze abdij was aan strenge regels gebonden. De vader, moeder en de vier grootouders moesten van adel zijn. De abdij bezat hierdoor status, maar blonk niet uit vanwege religiositeit. In het begin van de Tachtigjarige Oorlog, ca. 1572, werden de abdijgebouwen in Rijnsburg door opstandige Leidenaren verwoest. De grond verviel daarna aan de overheid.

Willem Blois van Treslong

Adriana huwde in 1574 met de opperbevelhebber van de geuzenvloot Willem Blois van Treslong, die op 1 april 1572 Den Briel voor Willem van Oranje heeft ingenomen. Deze edelman had toen reeds een indrukwekkende loopbaan achter de rug. Hij genoot zijn opvoeding onder meer aan het hof van Maximiliaan van Bourgondië. In 1556 trad hij in militaire dienst en ging hij met keizer Karel V mee naar Spanje. Hij streed tegen de Fransen en de Turken. In 1565 sloot hij zich aan bij de edelen die de macht van Filips II in de Nederlanden wilden verminderen. Toen Alva in 1567 met een leger naar het opstandige Noorden kwam, week Willem Blois van Treslong uit naar Emden. Na de val van Den Briel behaalde hij voor Willem van Oranje militaire successen op de Zeeuwse wateren. Vanwege zijn verdiensten werd hij in 1573 aangesteld tot admiraal van Holland en in 1576 van Zeeland. In 1585 kwam hij op oneervolle wijze in de gevangenis. Hij had het admiraliteitsbestuur verweten, dat hij onvoldoende financiële steun kreeg om met een vloot Antwerpen van de Spanjaarden te bevrijden. Otto van Egmond sprong voor zijn schoonzoon Blois van Treslong in de bres en wist hem met behulp van de Staten-Generaal weer vrij te krijgen. Het was een van de laatste politieke daden van ridder Otto en het bewijs van zijn grote gezag in de landspolitiek.

Jacob van Egmond

Jacob van Egmond

Cornelis van Egmond, de oudste zoon van Otto en Agnes, studeerde aan de Universiteit van Parijs. Hij kwam hier in 1565 na een val van een trap te overlijden. Jacob van Egmond, de tweede zoon, werd daarna eerste erfgenaam. Hij was omstreeks 1545 geboren en maakte later een opmerkelijke militaire en politieke carrière. Zijn huwelijk met ene Doralisa van der Schale eindigde al snel met een scheiding. In 1572 vocht hij met zijn jongere broer Gerrit tegen de Spanjaarden. Begin 1573 leidde hij enkele vendels soldaten in de stad Leiden; in mei van dat jaar trad hij voor het eerst op als overste. In opdracht van Willem van Oranje bracht hij orde in het leger, dat toen nog uit ongeregelde troepen bestond. De Prins en zijn vertrouweling Otto van Egmond wilden af van het eigenmachtige en wrede optreden van sommige geuzenleiders, waaronder Lumey, graaf van der Marck. Begin 1574 werden deze leiders ontslagen, waarna Willem van Oranje en de Staten zelf het militaire beleid konden bepalen. Zij benoemden een nieuwe lichting militaire leiders. Jacob van Egmond, die geen geuzenverleden had, werd op 1 september 1574 één van de drie kolonels in het nieuwe Staatse leger.

Op 3 augustus 1584 liep Jacob van Egmond mee in de begrafenisstoet van Willem van Oranje. Hij droeg het wapen van de Prins, een eervolle taak die hem vermoedelijk toekwam vanwege zijn verdiensten voor het land. Zijn jongere broer Jan, die ook in het Staatse leger diende, was de tweede vaandeldrager in de stoet.

Na de dood van zijn vader in 1586 kreeg Jacob van Egmond een aantal voorname bestuursfuncties. Hij werd namens de Ridderschap gedeputeerde in de Staten van Holland; later werd hij ook hoogheemraad van Delfland. In de periode 1587 tot 1601 trad hij regelmatig op als voorzitter van de Staten-Generaal. In opdracht van dit centrale gezag leidde hij een aantal belangrijke commissies, waaronder naar koningin Elisabeth van Engeland. In 1590 werd Jacob van Egmond – mogelijk vanwege zijn militaire verleden – door de Staten van Holland benoemd tot ‘gedeputeerde te velde’. Hij schreef rapporten over de militaire verrichtingen van prins Maurits. Feitelijk moest hij erop toezien dat het geld van de Staten van Holland voor de strijd tegen de Spanjaarden goed werd besteed. Bij het beleg van Coevorden in 1592 werd hij zwaar gewond. In 1600 verrichtte hij tijdens de slag bij Nieuwpoort een controlerende functie voor de Staten-Generaal.

Jacob van Egmond volgde zijn vader in 1586 op als ambachtsheer van Maasland en Schipluiden. Hij zorgde ervoor dat Maassluis in 1614 loskwam van Maasland. Zijn familiewapen werd, met een kleine toevoeging, het nieuwe wapen van het zelfstandige ambacht Maassluis.