Aagtenrecht

Uit de Tiende Penning van Woudharnasch van 1561 blijkt dat het St. Agathaklooster in Delft (nu Prinsenhof) zo’n 68 morgen land in de Woudse Polder bezat. Opvallend veel grond van deze instelling lag in het westen van deze polder, namelijk een aaneengesloten blok van 48 morgen, waarvan 3 morgen en 3 hond akkerland en de rest weiland. In 1561 was Cornelis Cornelisz., die onder andere optrad als kerkmeester van ’t Woudt, de pachter. Van andere geestelijke instellingen huurde hij in deze polder nog 11 morgen en 4 hond en elders onder De Lier nog 3 morgen. Zelf bezat hij ruim 11 morgen in de Woudse Polder. In totaal gebruikte hij hier dus ruim 73 morgen land (zo’n 57 ha), waarmee hij tot de grootste grondgebruikers in de regio behoorde. Hij was eigenaar van de boerderij die op de plaats stond van de huidige woning van de familie Den Hoed, Woudseweg 180, enkele kavels ten oosten van het kerkdorp ’t Woudt.

Fragment van Kruikius, 1712, met westelijk deel van Woudse Polder. De pijl wijst naar boerderij van Cornelis Cornelisz..
Fragment van Kruikius, 1712, met westelijk deel van Woudse Polder. De pijl wijst naar boerderij van Cornelis Cornelisz.

Het blok van 48 morgen van het St. Agathaklooster wordt in diverse bronnen, waaronder de Tiende Penning, als een aparte eenheid aangeduid, namelijk ‘Sinte Aechten Recht’. Het St. Agathaklooster had hier blijkbaar ook juridische rechten. Deze situatie is te vergelijken met St. Maartensrecht in Schipluiden, dat voor de rechtspraak onder het Domkapittel St. Maarten van Utrecht viel. Een ander voorbeeld is Abtsrecht in Abtswoude, dat bezit was van de abdij van Egmond.

Fragment Kaart Figuratief van Delft met het voormalige St. Agathaklooster (1675-1678)

Het St. Agathaklooster was een van de grootste grondgebruikers in Delfland. Het was ook een voornaam klooster, met zusters die gewoonlijk uit welgestelde kringen afkomstig waren. Bij hun intrede stonden ze hun bezit (veelal grond) af voor het onderhoud van het klooster en de bewoners. In fasen verkreeg het St. Agathaklooster vanaf 1431 in het westelijk deel van de Woudse Polder steeds meer land in bezit. Zo’n geestelijke instelling voerde over het algemeen een strak economisch beleid ten aanzien van het beheer van haar bezittingen. Een voorbeeld hiervan dateert van 1 maart 1504. Jan Pietersz. was de voorganger van Cornelis Cornelisz. op de boerderij in de Woudse Polder. Zijn woning werd getaxeerd op ruim 270 pond Hollands. Jan Pietersz. bleek een huurschuld van 200 pond Hollands bij het St. Agathaklooster te hebben en ruim 70 pond Hollands bij het Delftse St. Annaklooster. Door de verkoop van de boerderij aan het St. Agathaklooster kon hij zijn schulden aan beide kloosters afbetalen.

Op een kaart uit ca. 1550 van Coenraet Oelensz. staat zijn woning afgebeeld. In die tijd was de boerderij nog van het St. Agathaklooster, want er wordt bij vermeld: ‘hoert Sint Aechten tot Delf ende staet buiten’ (met dit laatste wordt bedoeld buiten de Hoflanden van Delft, die zich uitstrekten tot in de Woudse Polder). Het is niet duidelijk of het klooster zelf omstreeks het midden van de zestiende eeuw verantwoordelijk was voor de stenen nieuwbouw van de boerderij of de nieuwe eigenaar Cornelis Cornelisz. Het was ongebruikelijk dat kloosters zelf boerderijen in bezit hielden, omdat het onderhoud een constante zorg en grote kostenpost was. Dit gold niet voor het bezit van landerijen.

De sleutelstukken met een laatgotisch peerkraalprofiel in de huidige opkamer van de boerderij bevestigen dat er omstreeks het midden van de zestiende eeuw nieuwbouw werd gepleegd. Ook de oudste stenen van de boerderij dateren uit die periode.

In het begin van de Tachtigjarige Oorlog (kort na 1572) vervielen de landerijen van vrijwel alle geestelijke instellingen aan de Staten van Holland en verdwenen de kloosters. Om de oorlog tegen de Spanjaarden te bekostigen verkocht de gewestelijke overheid al snel de kloostergoederen aan particulieren. De aanduiding ‘St. Aachtenrecht’ raakt in de vergetelheid en verdwijnt definitief in het begin van de zeventiende eeuw.

Er is slechts één boerderij in de regio, namelijk Woudseweg 180, die in aanmerking komt voor deze bijzondere naam. De huidige naam ‘Huize ’t Woud’ is verwarrend, omdat de woning niet in het kerkdorp zelf staat. Om fouten te verkomen is het gebruik van een moderne schrijfversie (‘Aagtenrecht’) verantwoord.

Tekening van de voorgevel van de boerderij Woudseweg 180, gezien vanuit het oosten, ca. 1905.

Auteur:  Jacques Moerman