Keenenburgpraet 12: Het einde van het kasteel Keenenburg in Schipluiden

De sloop van de Keenenburg vond in of kort na 1798 plaats. We zitten dan midden in de Franse tijd, een periode waarin het respect voor de adel en hun huizen sterk geslonken was. Vrijheid, gelijkheid en broederschap was het motto en het symbool van de Franse Revolutie. In 1795 kwam Nederland onder Frans toezicht te staan. Al eerder was de animo sterk afgenomen om in een middeleeuws kasteel te wonen. De Keenenburg had brede grachten, die zeker in de zomer niet fris roken. De toiletten hadden een overloop naar de gracht. Je liep van het kasteel dus niet direct naar de tuin, zoals bij veel landhuizen. De muren van de grote woontoren waren dik, zodat de warmte van buiten niet echt naar binnen kon dringen. Reeds in 1791 werd de Keenenburg door een drietal handelaren te koop aangeboden. De aankondiging stond onder andere in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 13 oktober 1791, het betreft: ‘… een bijna geheel Vernieuwt HEERENHUYS, voorzien met een groot aantal Kamers, waarvan de meeste Behangen en Gestukadoort en met Spiegels en Schilderyen boven de Deuren en in de Schoorsteenen geördineert…’ (zie verder de advertentie).

Aankondiging van de verkoop van kasteel Keenenburg, een boerderij en een stuk land in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 13 oktober 1791.

Op 29 november volgt in dezelfde krant de aankondiging van de verkoop van schuifkozijnen, stenen dorpels, ramen, blinden en sluitwerk, deuren en kozijnen, geschilderde behangsels, spiegels, schilderijen, marmeren schoorsteenmantels, lambriseringen, vloerdelen, witte marmeren tegels, een ijzeren hek en hardstenen pilasters (het toegangshek), stenen en houten paardenkribben, een menagerie, vruchtbomen, schuren, enz. In de advertentie wordt vermeld, dat het kasteel in maart of april 1792 zou worden afgebroken.

De aangekondigde sloop is niet doorgegaan, omdat Mr. Paulus Beelaerts (1754-1809) de Keenenburg kocht. Hij was schepen en twee jaar (de laatste keer tot november 1791) burgemeester van Den Haag. Volgens overlevering liet hij bij het kasteel een ‘Engelse landschapstuin’ aanleggen; ook wordt er verteld dat hij hier ‘schitterende feesten’ gaf. De komst van de Fransen in 1795 betekende voor hem, als Oranjeklant, dat hij ambteloos burger werd. Hij verliet Den Haag en verbleef daarna enige tijd in Luik, Maastricht en Amsterdam. Vermoedelijk werd het kasteel vanaf 1795 niet bewoond.

Op 9 en 16 oktober 1798 verschenen in de Rotterdamsche Courant opnieuw advertenties over de verkoop van bouwmaterialen van de Keenenburg. Deze keer werd het aanbod niet teruggetrokken. Kort erna volgde de definitieve sloop van het bijna 400 jaar oude kasteel. De stenen werden voor een deel hergebruikt in de regio, waaronder in de aangrenzende boerderij van Cloosterman. Een eikenhouten deur uit ca. 1600 kwam terecht in een nieuwe woning aan de Singel, op het voorterrein van het kasteel. Deze deur bevindt zich nu in de Keenenburgkamer van Museum Het Tramstation.

Kadasterkaartje 1817 met het tuincomplex en de gracht van kasteel Keenenburg. De boerderij bij de aanduiding Keenenburg hoorde vanouds bij het kasteel.

Auteur Jacques Moerman.