Keenenburgpraet 10: Een vergadering op de Keenenburg

Op 1 juni 1564 kwamen zeven grondgebruikers (boeren) uit de Kerkpolder bijeen op kasteel Keenenburg. Ze verzochten heer Otto van Egmond, als belangrijkste ingeland, 400 gulden voor te schieten voor de verplaatsing van de boerderij van Rochus Claesz. Vanwege het ‘quade jaer’ waren de boeren van deze polder op dat ogenblik niet in staat om mee te betalen.

De boerderij van Rochus Claesz. verhuisde van A naar B. Ertussen het tuincomplex van kasteel Keenenburg, fragment van de kaart van Delfland door Kruikius, 1712.

Wat was er aan de hand? In 1563 was er een conflict ontstaan tussen Rochus Claesz. en de andere ingelanden van de Kerkpolder. Rochus woonde met zijn gezin naast de watermolen van deze polder, op de plek van het huidige gemeentehuis van Midden-Delfland. Hij wilde zijn oude boerderij vervangen door een woning die langer, breder en 6,5 voet hoger was. In de afgelopen vijftien jaar waren de bomen op zijn erf sterk gegroeid. Ook had hij een hooiberg met zes roeden opgericht. Hierdoor ontving de Kerkpoldermolen steeds vaker onvoldoende wind, zodat het overtollige water niet meer op een behoorlijke wijze uit de polder kon worden gemalen. Er waren twee oplossingen mogelijk: de verplaatsing van de molen of de sloop van de boerderij. Rochus Claesz. ging akkoord met het voorstel van de hoogheemraden van Delfland, waaronder Otto van Egmond, om zijn boerderij af te breken en elders een nieuwe boerderij op te richten. Hij koos voor een locatie bij de Zouteveense brug, de huidige Valbrug, zo’n 300 meter ten zuiden van zijn oorspronkelijke erf (nu Vlaardingsekade 1 en 2). Hier werd een nieuwe boerderij gebouwd. De kinderen van Rochus Claesz. noemden zich later ‘Hofhouck’, een verwijzing naar de nabij gelegen kasteeltuin (Hof van Keenenburg). De grondgebruikers van de Kerkpolder moesten de boerderijverplaatsing bekostigen. De laatste jaren waren door misoogsten slecht geweest voor de boeren in de Nederlanden. Tijdens de vergadering in het kasteel zegde Otto van Egmond toe de verhuizing voor te willen financieren. De boeren moesten de lening later, met een rente van 6,25%, aan hem terugbetalen. Of dit helemaal is gebeurd, valt te betwijfelen, want in 1568 brak de Tachtigjarige Oorlog uit. In 1573-1574 werd de Kerkpolder, met andere omringende polders, onder water gezet, waardoor de boeren nog jaren daarna niet optimaal hun grond konden gebruiken.