Jubileumlezing

Jubileumlezing bij gelegenheid van de presentatie van de Jubileumbundel van de Historische Vereniging Oud-Schipluiden in de Dorpskerk van Schipluiden door Jacques Moerman, d.d. 12 sept. 2020.

Zondagmiddag, 28 augustus 1616, het was een zeer warme dag en er stond een harde wind. Op deze dag gingen de kerk, de pastorie, het schoolhuis en verschillende woningen in Schipluiden in vlammen op. De omvang van deze verwoesting was zo groot dat de Staten van Holland erin toestemden dat het dorp tot 1630 werd vrijgesteld van de verponding van huizen, een belasting op onroerend goed. De oorzaak van de brand wordt nergens genoemd. Wel kunnen we ons een voorstelling vormen van de omvang van de ramp voor de kerkgemeenschap. Zo begint een van de ruim dertig artikelen in de Jubileumbundel van de Historische Vereniging Oud-Schipluiden.

In het archief van de hervormde gemeente Schipluiden bevindt zich een register, waarin alle ontvangsten en uitgaven worden vermeld die zijn gedaan ten behoeve van de afgebrande kerk, pastorie en school. De kerk en stenen toren waren geheel uitgebrand. Het interieur dat u nu ziet, het houten gewelf, de trekbalken, dateert uit de opbouwperiode na de brand. Het oude meubilair, zoals de preekstoel, de Keenenburgbank, het schepenbankje in het koor, het doophek en het koorhek dateren uit de tijd erna. Zelden is een kerk in Holland na een brand in zo’n korte tijd herbouwd. In De Lier en Vlaardingen deed men er bijna een halve eeuw over. Hier slechts drie jaar. Wat is het geheim hiervan?

De Staten van Holland en West-Friesland gaven op 9 september 1616, dus 12 dagen na de brand, het kerkbestuur van de hervormde gemeente Schipluiden toestemming om in heel Holland en West-Friesland een collecte te houden voor het herstel van de afgebrande kerk. Johan van Oldenbarnevelt, raadspensionaris en Jacob van Egmond, heer van de Keenenburg, waren hiervoor verantwoordelijk. Beiden waren vrienden; ze bekleedden lange tijd belangrijke functies in het gewest Holland. Afwisselend waren ze, om het half jaar, voorzitter van de Staten-Generaal. De bemoeienis van deze heren leidde tot de toestemming om een collecte in het gewest te mogen houden. Overigens dekten de inkomsten van de collecte maar voor een deel de uitgaven voor het herstel van de kerk. Op de hervormde gemeente Schipluiden drukte voor de brand al een forse schuld. Uiteindelijk kostte het herstel van kerk, pastorie en schoolhuis zo’n 17.000 à 18.000 gulden. Dit bedrag komt overeen met tachtig jaarsalarissen, omgerekend naar deze tijd bedroeg het herstel een bedrag van zo’n 4 miljoen euro!

Om de collecte aan te kondigen en later het geld weer op te halen bezochten de predikant en een aantal kerkenraadsleden vrijwel alle steden en dorpen van Holland en West-Friesland. Een deel van het geld dat ze ophaalden, ging naar reis-, logeer- en verteerkosten. Uit dank voor hun inzet werd hun familiewapen uitgebeiteld en ingekleurd op de consoles in het schip van de kerk. Achter de Van Ellemeetbank bevindt zich het wapen van het kerkenraadslid Van den Bosch: drie zwarte lelies en drie zwarte vogels. Voor de wapens van de adellijke bewoners van kasteel Keenenburg waren de consoles in het koor gereserveerd.

In 1621 bezat de kerk nog een grote schuldenlast. De Staten van Holland gaven de kerkmeesters toestemming om een hoofdelijke belasting te heffen op 1500 morgen land in Schipluiden, Hodenpijl en Dorp. Ook kregen de kerkmeesters toestemming om accijns te heffen op bier en wijn, die door de tappers in de herbergen van deze drie ambachten werden omgezet. Ten slotte kwam er nog een accijns op turf. De vermelde belastingen zijn tot voorbij 1680 geheven. De akten hiervoor dragen de handtekening van de raadspensionarissen, zoals Jacob Cats en Johan de Witt. Toen de katholieken van Schipluiden in de Franse tijd het bezit van de kerk claimde, voerden ze het argument op, dat ze door de accijnzen fors hadden meebetaald aan het herstel van de kerk.

Voor het herstel van de kerk werden enige grote metselaars en timmerlieden uit Delft ingezet; kleine ambachtslieden uit Schipluiden mochten het bijwerk doen. Verschillende steden, zoals Gouda en Dordrecht, schonken de kerk een gebrandschilderd glas. De admiraliteiten van Amsterdam, Rotterdam en Hoorn leverden een financiële bijdrage voor het maken van een nieuwe preekstoel. Ook in die tijd wist men dus belangrijke sponsoren te vinden.

Symbolen en rituelen

Het kerkgebouw is katholiek van opzet. De oudste kerk dateert uit het laatste kwart van de dertiende eeuw. Omstreeks 1500 is het kerkgebouw vergroot. Uit die tijd dateren ook de gotische vensters, die symbool staan voor biddende handen. De oorspronkelijke kerk bezat een stenen toren, vergelijkbaar met die van ’t Woudt. De kerk is georiënteerd, zoals alle middeleeuwse kerken. Dit betekent dat het koor – het gedeelte waar het altaar stond – op het oosten is gericht. Bij het opdragen van de mis keek de priester naar het oosten, waar Christus heeft geleefd. Door deze bouwwijze kwam de toren aan de westkant te staan. Een voordeel hiervan is, dat de toren het schip van de kerk beschermde tegen regen en wind uit het westen. De stenen toren, die na de brand extra was verstevigd, is in 1810 vanwege instortingsgevaar gesloopt. Boven het orgel hangt de wijzerplaat van het uurwerk uit de oude toren. Naast het jaartal 1712 en enkele afbeeldingen van hemellichamen, staat de Latijnse tekst: ‘Volat irrevocabile tempus’. Dit betekent ‘De tijd vliegt onherroepelijk’.

Er zijn in de kerk nog enige gebruiken zichtbaar uit de katholiekje periode (vóór 1572). Ook de graven in de kerk liggen georiënteerd. De doden werden met het gezicht naar het oosten begraven, waar de wederkomst van Christus wordt verwacht. De duurste graven lagen voor het altaar. Dit gebruik is in de protestante tijd blijven bestaan. Op het koor liggen ook de grafkelders van de bewoners van de Keenenburg en van de familie Van Ellemeet, die elk een eigen bank in de kerk had. Vanwege het ontbreken van een katholieke begraafplaats werden ook rooms-katholieke inwoners in de kerk begraven. In het koor ligt de grafzerk van Gabriël Dircxsen v.d. Hoove. Hij stierf op 17 juni 1649. In het graf van zijn zoon Nicolaas, dat eveneens in het koor lag, werd in maart 1679 de jezuïetenpater Gerard Schade begraven. De kerkenraad stond toe, dat de dode een schep gewijde aarde in zijn graf meekreeg. In de Middeleeuwen wierp de priester gewoonlijk drie scheppen aarde op de kist van de overledene. Bij de eerste schep zei hij: ‘Van der eerden hebt gij desen geschapen’, bij de tweede: ‘Uyt der eerden hebt Ghij hem gevoet’. En bij de derde: ‘Ende van der eerden sult Ghij hem verwecken ten jonxten daege’. Dit was een prachtig ritueel.

Een ander katholiek gebruik, met een heidense oorsprong, is in Schipluiden nog altijd het luiden van de klok, vanaf het moment dat de lijkkist naar buiten wordt gedragen. Vanouds zijn kerken en kerkhoven gewijde plaatsen. Onderweg naar de begraafplaats geldt de goddelijke bescherming niet en kunnen boze geesten of de duivel het lijk bespringen. Door het luiden van de klok worden ze echter afgeschrikt. Veel oude klokken dragen gewijde namen. Zo staat er op de luidklok van ’t Woudt, die uit 1516 dateert, de naam Sint Salvator, de Verlosser. Zo’n naam gaf nog eens extra kracht om het kwade buiten de kerk op een afstand te houden.

Als aankondiging van een begrafenis wordt in Schipluiden nog altijd de kerkklok geluid. Toen Adolf Julius Burchard, baron van Huffel, heer van Schipluiden, Hodenpijl en St. Maartensrecht in april 1762 stierf en zijn lichaam nog boven aarde stond, luidde de klok dagelijks enige uren, bij elkaar 17 uur. Uiteraard moest hiervoor flink betaald worden. Voor de dode marskramer die in de achttiende eeuw langs de Gaagweg was gevonden, luidde de klok slechts enkele minuten. Hij werd begraven op het kerkhof ten noorden van de kerk. Hier bevonden zich de graven van de armen en vreemdelingen. Aan deze zijde van de kerk kregen de doden nauwelijks zon op hun graf.

In 1323 was er in Schipluiden een ruzie tussen enkele welgestelde families. Het ging om het voorofferen in de kerk. Het was gebruikelijk dat de persoon met het hoogste gezag, met de meeste status, bij de mis als eerste naar voren mocht treden om een gift voor de kerk en armen af te dragen. De ruzie ging tussen de families Hodenpijl en Jan Coppaerszoon. De graaf velde een Salomonsoordeel: hij bepaalde dat Arnoud van Dorp, een derde grootgrondbezitter, in het vervolg als eerste in de kerk mocht voorofferen.

Nog een ander middeleeuws ritueel: Op 14 mei 1543 kondigde de grafelijke ambtenaar Herman Hermanszoon voor de hoogmis in deze kerk een nieuwe belasting aan, de Tiende Penning. Hij had de pastoor van Schipluiden gevraagd wat vroeger met de dienst te beginnen. Direct na de aankondiging verliet hij de kerk van Schipluiden om dezelfde aankondiging ook in de kerk van ’t Woudt te doen. Hij had de pastoor van ’t Woudt gevraagd om wat later met de hoogmis te starten, zodat hij op tijd in die kerk zou aankomen om zijn mededeling te doen. Na de aankondiging hing hij het besluit aan de deur van de kerken in Schipluiden en ’t Woudt. Maarten Luther deed dus niets nieuws toen hij op 31 oktober 1517 zijn 95 stellingen aan de deur van de slotkapel te Wittenberg bevestigde.

Is er ook symboliek uit de protestantse tijd in de kerk terug te vinden?

De plaats van de preekstoel en de Bijbel centraal in de kerk is een belangrijke illustratie voor de betekenis van Gods Woord in een protestantse kerk. Binnen de dooptuin, het hekwerk voor de preekstoel, vond vanouds de doop plaats, soms ook de huwelijksvoltrekking, een belijdenis van het geloof en – als er plaats was – het Avondmaal. Dit gebeurt in Schipluiden vaak nog op dezelfde wijze. De boog in het midden van het hek heeft de functie van een poortboog. Door de symbolische poort betreedt de kerkganger het liturgisch centrum.
Dat het Woord van God voor de protestanten het enige gezaghebbende in de kerk is, wordt nog eens extra benadrukt door de Statenbijbel op de preekstoel en het randschrift op het klankbord: Maar hij zeide, Ja zalig zijn de geene die ’t woord Gods hoore en dat zelve bewaren. Luc. XI vers XXVIII.

Met enige fantasie zijn er zegenende handen en een gekroond hoofd te zien in het midden van het koperwerk onder de lessenaar. Vanaf de kansel ontvangen de gelovigen de zegen van de Heer. De zandloper geeft de tijd aan voor de lengte van de preek, maar je kunt dit voorwerp ook zien als symbool van de tijdelijkheid van het aardse bestaan.

Bij een vroeg protestantse kerk hoort een Tiengebodenbord. Het hangt er ‘ter stichting en vermaning’ van de gemeente. In de top is Mozes te zien, die de twee stenen tafelen met de ‘wetgeving des Heeren’ ontving. Het gebruik van de kleur blauw verwijst naar de hemel. Links en rechts van het bord bevindt zich een klein gouden engeltje. Ook boven de tafelen is een engelkopje te zien. Vijf cherubijnen dragen de luifel van de Keenenburgbank. Ze zijn omhangen met vruchten en bloemen. Ook op het achterschot zijn vruchtenguirlandes te zien, symbolen van welvaart en vruchtbaarheid. Onder het front van het kerkorgel bevinden zich drie engelenkopjes. In de top van het orgel bevindt zich een staande engel. Deze engel kan worden gezien als een lofzanger, een boodschapper van de Heer. Heiligen werden in het protestantse kerkinterieur geweerd, maar de engelen – in deze kerk zelfs dertien – mochten blijven.

Het koorhek staat sinds de grote restauratie van 1956-58 functieloos in de afsluiting van het koor. Oorspronkelijk was het te vinden op de scheiding van het koor en het schip van de kerk, waar nu het doophek staat. Door deze verplaatsing kan de koorruimte bij de eredienst betrokken worden. Boven de deuren van het koorhek zijn de wapens te zien van Otto van Zevender en Besten van Brienen, bewoners van de Keenenburg. Het wapen van Otto van Zevender wordt vastgehouden door een olifant. Dit dier staat voor kracht, maar ook voor zachtmoedigheid. Een olifant vecht nooit met zwakkere dieren, maar alleen met sterkere, wanneer hij wordt aangevallen. Het wapen van Beste van Brienen wordt gedragen door een eenhoorn, een ontembaar wild dier, dat de gestalte heeft van een paard met op het voorhoofd een lange, priemvormige hoorn. De eenhoorn staat in de Bijbel voor de sterke en machtige, soms in goede zin, soms in kwade zin.

Het meest opvallende interieurstuk in de kerk is het epitaaf ter herinnering aan Willem Hendrik van Steenberch, een van de laatste eigenaren van het kasteel Keenenburg. Het gehele gedenkteken is van gemarmerd hout. Opvallend is de nis, waarin op een voetstuk een Romeinse urn is te zien. De urn verwijst naar de stoffelijkheid van het leven. Hetzelfde doen in de top van het gedenkteken het doodshoofd, de beenderen en de zeisen. De zeis is het belangrijkste attribuut van magere Hein, die de dood symboliseert.

In de kerk hangen koperen kronen. Het interieur van de kerk wordt gespiegeld in de bol van de kroon, zodat er voor het kwade, de duivel, geen plaats is. De bol kan ook op de wereld, het universum duiden. Het grote universum wordt in het klein getoond. Daarnaast zorgt een zware bol voor stabiliteit van de kroon.

De gereformeerden hadden een grote voorliefde voor het gebruik van koper in de kerk. Het metaal was niet kostbaar, zoals goud of zilver. Als je het koper poetst, voegt het in de kerk een rijk accent toe aan het aanwezige zware eikenhout. Koper past bij de degelijkheid, waardigheid en voornaamheid, die voor een protestantse kerk vereist was. Eenvoud en degelijkheid zijn immers belangrijke calvinistische principes.

In het koor is in een vitrine het oudste kerkzegel van de Hervormde gemeente Schipluiden te zien. In het omschrift staat geschreven ‘met JESUS in ’t SCHIP zyn Alle de ScheepsLUY Vylig’, een verwijzing naar Mattheus 8 en 14. Het schip is een Oost-Indiëvaarder. Eenzelfde soort schip is te zien op de koperen boog naar het koor. Hier gedragen door twee leeuwen, die kracht uitstralen.

De relatie met de VOC wordt in de Dorpskerk ook uitgedrukt door een recent tweeledig bronzen kunstwerk, dat herinnert aan ds. Hambrouck, die van 1632-1647 predikant in Schipluiden was. Daarna had hij een standplaats op Formosa (Taiwan), waar hij om het leven is gebracht. Rechts van de hoofdtoegang van de kerk bevindt zich een bronzen afbeelding van het eiland Formosa, gecombineerd met de kustlijn van Nederland en met een uitsnede van het hoofd Van ds. Hambrouck. Op de kaart van Formosa is een VOC-schip afgebeeld, dat is afgeleid van het oudste wapen van het ambacht Schipluiden. Rechts van de toegang van het portaal naar de kerk hangt het uitgesneden bronzen hoofd van ds. Hambrouck. Beide kunstwerken symboliseren het thema verbinding.

In de Dorpskerk van Schipluiden kunnen zeven eeuwen christelijke traditie worden beleefd. Als je de kerk vluchtig bekijkt, merk je de kenmerken hiervan onvoldoende op. Een hoofdtaak van de Historische Vereniging Oud-Schipluiden, sinds haar oprichting in 1970, is: het verborgen verleden weer tot leven te brengen. De Dorpskerk is zo’n onderwerp. In de afgelopen vijftig jaar hebben de leden van Oud-Schipluiden veel historische bijzonderheden in archieven en in de bodem ontdekt. We hebben er veel overgeschreven, we hebben er steeds over verteld en er zijn tentoonstellingen aan gewijd. Ook na dit Jubileumjaar blijft dit ons belangrijkste doel. Het is goed dat hiervoor nog altijd – ook vanmorgen – een breed publiek voor bestaat.

Met behoud van het verleden gaan we naar de toekomst. Dank u!

Jacques Moerman