Keenenburgpraet 5: Talcy en de Keenenburg

Talcy nu.

In Frankrijk, niet ver van de Loire, ligt kasteel Talcy, dat in veel opzichten lijkt op de Keenenburg. In de dertiende eeuw bevond zich in het gelijknamige dorp al een kasteel. In 1520 werd het bestaande adellijke huis door Bernard Salviati, neef van Catharina de Medici, verbouwd in de huidige vorm. Opvallend is de zware donjon met drie verdiepingen, die niet meer door water wordt omgeven. Aangrenzend ligt een grote woonvleugel, bestaande uit twee verdiepingen. Zowel de donjon als deze vleugel zijn te vergelijken met die van de Keenenburg. Beneden bevinden zich in Talcy achtereenvolgens de keuken, de voorkamer en de kamer die van Karel XI geweest zou zijn. Op de eerste verdieping is er een opeenvolging van salons en kamers die door een gang verbonden zijn. Bij het kasteel in Schipluiden was dit hetzelfde.

Oostzijde van de Keenenburg, getekend door Roelant Roghman, ca. 1646.

Net zoals bij de Keenenburg heeft Talcy een binnenhof met een waterput. De afsluiting van deze hof, een galerij, lijkt op de noordelijke afsluiting van de Keenenburg. Beide kastelen lagen op het platteland. De Franse tijd maakte na vier eeuwen een einde aan de Keenenburg. Er waren geen liefhebbers meer die het kasteel in Schipluiden wilden kopen en onderhouden. In 1798 volgde de sloop. Het kasteel in Talcy overleefde de Franse Revolutie, omdat de eigenaren de bewoners van het dorp altijd goedgezind waren geweest. Ten slotte is er nog een overeenkomst tussen het Franse en het Nederlandse kasteel. Beide bezaten grenzend aan de binnenhof een duiventoren. In Schipluiden werd hiervoor een torentje van de oude voorburcht gebruikt (zie Keenenburgpraet 3). De duiventoren van Talcy staat er nog. Hierin bevinden zich 1400 holtes, waarin duiven konden nestelen.

Binnenhof van Talcy met waterput en galerij.

Wie het kasteel Keenenburg in volle glorie wil beleven, zal dus naar het gebied van de Loire moeten afreizen. Een bezoekje aan kasteel Talcy is ook interessant, omdat de vertrekken gemeubileerd zijn.

Auteur: Jacques Moerman.