Voddijkpad

Geologische situatie

Het Voddijkpad op Kruikius 1712

Het centrale deel van de Klaas Engelbrechtspolder bestaat uit veen, dat gedeeltelijk is afgedekt met een dunne laag klei. Tot het eind van de twaalfde eeuw lag deze grond relatief hoog ten opzichte van de omgeving. Langs de noord- en oostkant van deze polder komen geul- en dekafzettingen van de rivier de Gantel voor, die uit de laatste drie eeuwen voor onze jaartelling dateren. In de tweede helft van de twaalfde eeuw was de polder definitief ontgonnen. Dit betekent dat de meeste kavelsloten uit die tijd dateren. In de tweede helft van de twaalfde eeuw was de polder definitief ontgonnen. Als gevolg van de ontwatering is de veenbodem gaan inklinken, waardoor de hiervoor vermelde geulafzettingen als hoger gelegen kleiruggen in het landschap kwamen te liggen. Langs de west- en zuidzijde van de polder bevinden zich eveneens dikke kleilagen. Deze zijn tijdens stormvloeden in het tweede kwart van de twaalfde eeuw in de bovenloop van het riviertje de Lier of Lee afgezet.

Waterstaatkundige situatie

Begin Voddijkpad langs de Woudseweg

De Voddijk, tevens openbaar voetpad, dateert uit het midden van de twaalfde eeuw. Toen het Lierstelsel rond 1200 definitief was afgedamd, verloor deze dijk haar waterkerende functie. Vanaf het eind van de dertiende eeuw was de Voddijk de kortste route tussen de kerken van ‘t Woudt en Schipluiden. Later kwam er een verbinding van de Voddijk naar de Zijdekade. Dit pad eindigde bij de Achtermolen of Kleine Hodenpijlse molen, een van de twee watermolens van de Hodenpijlse Polder. De andere watermolen, de Voormolen of Hodenpijlse molen, stond aan de rijweg tussen Den Hoorn en Schipluiden. De oudste windwatermolens van Delfland dateren uit de eerste helft van de vijftiende eeuw. In 1879 verving een gemaal de molens van de Hodenpijlse polder, die inmiddels Klaas Engelbrechtspolder werd genoemd. Met de naam Klaas Engelbrecht werd oorspronkelijk alleen het poldergebied aangeduid dat aan het dorp Schipluiden grensde.

Ambacht en kasteel Hodenpijl

Nog maar weinig sloten aan beide kanten

Het ambacht Hodenpijl omvatte de Hodenpijlse polder, de Hooipolder en een deel van de Kerkpolder en werd in het noorden begrensd door de Woudseweg, in het westen door de Monsterwatering en de Zijde, in het oosten door de Tanthofkade en in het zuiden door het ambacht Schipluiden. De Gaag tussen Den Hoorn en Schipluiden, die omstreeks 1250 werd gegraven, verdeelde het ambacht Hodenpijl in tweeën. Pas in 1855 kwam dit oude rechtsgebied definitief bij de gemeente Schipluiden. De naam Hodenpijl komt van het adellijke huis dat op de plaats heeft gestaan van de hooggelegen nieuwe boerderij, iets ten zuiden van het punt waar de Voddijk en het Zijdepad elkaar ontmoeten. Voor het midden van de dertiende eeuw was hier al sprake van een versterkte woning. In 1280 had Diederik van Hodenpijl in de naaste omgeving zo’n 66 morgen land in leen. Tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten, in 1351, wordt het stamhuis van het geslacht Van Hodenpijl verwoest. Ten noorden van de kasteelwerf, op de boomrijke kavel, heeft tot 1864 een boerderij gestaan. Het was de laatste boerderij op een met klei opgehoogde huisterp in het centrale veengebied van deze polder.

Boerderijen en kreekruggen

Ook koeien gebruiken de Voddijk

De eerste boerderijen van de Hodenpijlse polder werden in de elfde en twaalfde eeuw op huisterpjes gebouwd in het toen nog redelijk hoog gelegen veengebied. Naarmate het landschap als gevolg van de ontwatering steeds meer inklonk en er inversie in het maaiveld optrad, verhuisden vanaf het einde van de twaalfde eeuw vrijwel alle boeren naar de kleibaan in het oosten van de polder. De meeste boerderijen staan nog steeds op deze verlande Gantelarm, die duidelijk als hoogte in het landschap is waar te nemen. Halverwege de Voddijk is links en rechts van de dijk nog een smalle kreekrug te zien, die uit de voor-Romeinse tijd dateert. Het is een uitloper van de Gantel, die vanaf de Woudseweg goed in de polder is te volgen.

Op enkele plaatsen kan de Voddijk nog als echte dijk worden beleefd, omdat de hoogte en de grenssloten bewaard zijn gebleven. Op veel andere plaatsen is de dijk vergraven en zijn er sloten verdwenen of sterk verbreed. Vlonders, eenvoudige waterovergangen, verbinden onderweg de kavels. De nieuwe gebruikers van de Voddijk volgen de voetsporen van talloze kerkgangers, schoolkinderen, boeren en marskramers in de afgelopen eeuwen.

Jacques Moerman, illustraties Henk Groenendaal