Keen en Kooi geen toevallige combinatie
De Kerkpolder en het noorden van de Zouteveensepolder zijn pas laat in cultuur gebracht. De bodem bestaat hier voornamelijk uit veen en moet veel meer dan in de kleigebieden erg drassig zijn geweest. De oorspronkelijke begroeiing bestond uit riet, elzen en ander licht hout. Deze moerassige wildernis was vrijwel ontoegankelijk. De ‘Loet’, de ‘Keen’ en misschien ook wel de ‘Slinksloot’ waren laagtes waarin het water zich ophoopte. Vooral de Keen moet een belangrijke stroom geweest zijn. De heren van de Keenenburg vonden de naam van dit veenwater in de Late Middeleeuwen nog voldoende spreken om er hun kasteel naar te vernoemen. De Keen moet toen beduidend meer geweest zijn dan de 1 à 2 meter brede sloot van nu. De oorspronkelijke stroom was hier en daar meer dan 50 meter breed; bovendien waren er vele vertakkingen, waarvan sommige nog in het landschap zichtbaar zijn.
De Tanthofkade beschermde in de elfde en twaalfde eeuw de vroeg ontgonnen Papsousepolder tegen het waterrijke gebied van de latere Kerkpolder en Zouteveensepolder. Rond Schipluiden was in die tijd slechts bewoning mogelijk op de hoge kleiruggen. Sporen hiervan zijn onder andere aangetroffen bij een opgraving op het terrein van het kasteel Keenenburg en bij enige veldverkenningen in de omgeving. In 1979 werd vastgesteld dat op een klein terpje op enkele honderden meters van de eendenkooi reeds in de twaalfde eeuw bewoning aanwezig was. Scherven van kogelpotten en paffrath-aardewerk werden hier gevonden. De bewoners leefden in deze natte omgeving voornamelijk van veeteelt en vogelvangst.
Eind twaalfde eeuw werd het gebied van de Kerkpolder definitief ontgonnen. De Zuidka (zie kaart hiervoor) moest deze polder beschermen tegen de wildernis in het noorden van de Zouteveensepolder, die pas in de loop van de dertiende eeuw volledig werd opgeruimd en verkaveld. De brede Keen werd door deze ontginningen afgesloten van het buitenwater. Het overtollige water werd via sluisjes in de Vlaarding en Gaag geleid. De Keeneboezem ging hierdoor langzamerhand verlanden. Dit proces heeft eeuwen geduurd. Door de natuurlijke laagte van het land bleef het water zich hier verzamelen.
Net zoals de Vlietlanden bij Maasland kon men de strook grond langs de Keen lange tijd slechts gebruiken als hooiland. Uit een kaart van Jan Jansz. Potter in het kaartboek van Weeshuis van Delft uit ca. 1576 blijkt dat een deel van ‘de laechte ghenaemt de Keen’ nog moerasland was.
In de Leenkamers van Wassenaar bevinden zich enige stukken die ons vertellen dat de Keen oorspronkelijk een leen was van de burggraaf van Leiden. In 1502 werd dit leen door Adriaen van Dorp overgedragen aan zijn broer Cornelis van Dorp. In de Tiende Penning van 1561 van het ambacht Dorp, waartoe dit deel van de Zouteveensepolder behoorde, wordt Mr. Huych van Eynden uit Delft als verpachter van de Keen genoemd. Gebruikers zijn dan Jan Claesz. en Lenaert Geritsz, twee boeren uit ‘Scipluy’. Ook blijkt uit de Tiende Penning dat het al eerder genoemde terpje nog steeds werd bewoond. Op de vermelde kaart van het Delftse Weeshuis is hier een boerderij getekend. Eigenaar was een zekere Claes Ariaensz. met de bijnaam ‘bruijnen baert’. Hij was één van de laatste bewoners van deze oude kleiophoging. Vermoedelijk is zijn woning ‘Bijstervelt’ tijdens de troebelen van de Spaanse tijd verloren gegaan en nooit meer herbouwd, want op deze plaats zijn géén scherven uit de zeventiende eeuw of later aangetroffen. De naam Bijstervelt verwijst naar ‘wildernis, hongerland’, oftewel naar de slechte geologische situatie. Aan de andere zijde van de Zuidka duidt de veldnaam ‘de Hel’ eveneens op een natte bodemgesteldheid. Dankzij Kruikius is de naam Bijstervelt, waarvan we nu de herkomst weten, in deze omgeving blijven voortleven.
Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw is de oude naam Bijstervelt verbonden aan een nieuwbouwwijk van Schipluiden. Vanaf 1997 staat in dit deel van de Zouteveense Polder de boerderij ‘Nieuw Bijstervelt’.
Het vrij lage land rond de Keen moet al vroeg een plaats geweest zijn waar het waterwild zich graag ophield. Het is dan ook niet verwonderlijk dat men juist hier na 1561 twee eendenkooien heeft aangelegd. Het landschap behoefde hiervoor nauwelijks aangepast te worden. Men verdiepte de natuurlijke laagte van een deel van de Keeneloop tot een permanent meertje en bracht wat meer beplanting aan.
De eerste kooi vanaf de Zuidka is tot nu toe bewaard gebleven. De tweede raakte in de loop van de negentiende eeuw in onbruik, maar luchtfoto’s geven de ligging hiervan nog duidelijk aan. Ook staat er nog één boom op de locatie van deze kooi. De eerste eendenkooi maakte in de zeventiende eeuw deel uit van het bezit van de heren van de Keenenburg. In een goederenlijst van 1659 van Otto Frederick van Zevender, heer van Keenenburg, Maasland, Schipluiden, Maassluis, Middelharnis, enzovoort, vonden we de volgende aantekening:
‘Item de vogelkoij gelegen in den ambachte van Dorp met derdhalven margen lants gelegen. Ende sulcx samen groot zeven margen, een hondert negentzeventich roeden. Verhuijrt aen Willem Pietersz. van der Houff, jaerlicx om 125 £. Alsoo binnen den jare 1659 merckelicken costen van verbeteringe aen de voorsz. vogelkoij gedaen sijn, die bij den voorsz. pachter sijn uijtgeschoten.’
De eendenkooi werd in die tijd blijkbaar goed onderhouden. Tot ca. 1975 werden er jaarlijks enige duizenden eenden gevangen. Mede door de oprukkende stadsbebouwing en de aanleg van het zandlichaam van de A4 heeft de kooi al heel lang haar oorspronkelijke functie verloren. Er is geen kooiker meer die zijn broodwinning vindt in het vangen en verkopen van eenden. Sinds de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw eigenaar werd van dit unieke stukje natuurgebied, is het voortbestaan van de kooi verzekerd. Naast een grote verscheidenheid aan planten vindt men er talloze vogels, zoals de steenuil, de ransuil, de torenvalk en de boomvalk.
Het is te hopen dat het open polderlandschap rond de kooi bewaard zal blijven. Hoewel de oostelijke Keensloot ter verbetering van de waterhuishouding enigszins is aangepast, is het patroon van deze oude waterloop behouden. Keen en kooi vormen met elkaar een bijzondere combinatie, waarvan we in de overvolle Randstad geen tweede voorbeeld vinden.
Jacques Moerman